vrijdag 6 januari 2012

Toepassingskaart 9: Rekenen vanuit een ander perspectief

A. Bekijk de methode op de volgende onderdelen en geef voorbeelden:
Methode: De wereld in getallen (groep 6)
  • Is er in de illustraties diversiteit zichtbaar van de culturele uitingen van sociale en etnische groepen?
Er zijn wel illustraties zichtbaar van donkere kinderen en volwassenen. De namen die in het boek staan zijn echter wel allemaal Nederlandse namen.

  • Zijn er gekleurde mensen samen met witte mensen in afbeeldingen te zien?
Ja dit komt regelmatig voor in het boek. Al zijn er wel minder gekleurde mensen te zien in het boek dan witte mensen.

  • Zijn de contexten herkenbaar voor kinderen uit een andere cultuur? Waaruit blijkt dat? Hoe kan je dit eventueel aanpassen?
De contexten zijn best wel compact en duidelijk omschreven. Ik denk dat deze contexten voor kinderen uit een andere cultuur goed te begrijpen zijn.

  • Onderzoek minimaal drie lessen over tijd: gaan zij uit van een dagindeling, seizoensbeleving, enz vanuit een bepaalde cultuur?
In het boek is het zo ingedeeld dat er iedere week een praatles is. Deze praatlessen gaan vaak over tijd, seizoenen en dagindelingen. Deze lessen koppelen geen bepaalde cultuur aan deze onderwerpen.

  • Worden in de teksten feestdagen en andere evenementen genoemd? Zo ja, welke en uit welke cultuur?
Dit wordt niet genoemd in deze methode. De methode is niet gebonden aan een cultuur. Deze is daarom goed te gebruiken in klassen met verschillende culturen.

B. Artikel ‘Rekenen-wiskunde en taal: een didactisch duo’.
Voor deze opdracht heb ik het boek: De wereld in getallen voor groep 8 er even bij gepakt. De contexten van het boek van groep 6 waren erg eenvoudig dus niet meer aan te passen. De contexten uit het boek van groep 8 zijn een stuk lastiger en bevatten begrippen die voor ‘niet Nederlanse kinderen’ moeilijk te begrijpen kunnen zijn. Ook waren er een aantal verhaaltjessommen die niet aangepast hoefden te worden omdat zij niet eenvoudiger omschreven konden worden.

2) Procenten

a. Welke breuken en procenten zijn hetzelfde?

b. (Niet gewijzigd)

c. De rekening van het gebruik van de elektriciteit is €300,-. Er komt nog 19% belasting bij. Wat is het totaalbedrag van de rekening?

d. In de uitverkoop kocht Jassim een jas met 30% korting. De jas kostte toen nog maar €35,-. Hoeveel kostte de jas voor de korting eraf ging?

e) Voor de bouw van een nieuwe school was €2.450.000 berekend. Toen de school gebouwd was, was de prijs 8% meer dan berekend. Wat was de prijs van het bouwen van de school?

f) (Niet gewijzigd)

g) Je gaat op vakantie naar Turkije. Het vliegticket kost €750,-. Maar omdat er een speciale prijs voor jou is gemaakt kost het vliegticket nu nog maar €600,-. Hoeveel korting heb jij gehad?

h) De huur van het huis mag dit jaar maximaal 3% hoger zijn. De baas van het huis verhoogt de huur van €435,- naar €475,- per maand. Mag dat?

i) Jan heeft een cd-speler gekocht. Hij betaalde meteen 60% en toen nog 6 maanden iedere maand €45,-. Hoe duur was de cd-speler?

j) Als je een huis wilt kopen moet je een lening afsluiten. De lening voor het huis was €90.000,-. Over deze lening moet rente betaald worden. Dit betekend dat je iedere maand geld aan degene moet betalen die jou het geld geleend heeft. De ene maand was de rente 7,2% de andere maand 5,7%. Hoeveel scheelt dit per maand?

C. Lesvoorbereiding analyseren
  • Instap, heeft deze een culturele component? Welke en waaruit blijkt dat? Hoe reageren de kinderen daarop?
Omdat ik altijd lessen geef vanuit de methode en als ik een eigen les geef de doelen uit de methode gebruik zijn mijn lessen niet cultureel gebonden. Ik heb wel eens een les gegeven dat ging over boodschappen doen rond kerstmis. Toen heb ik wel een cultureel component gebruikt namelijk: kerstmis. De kinderen reageerden hier allemaal goed op en dit sloot aan bij hun belevingswereld. Dit komt omdat de leerling uit mijn stageklas allemaal van Nederlandse afkomst zijn.

  • Materiaal en lesinhoud, wat is hiervan de achtergrond?
De lesinhoud ging over boodschappen doen voor het kerstdiner maar de rekenaspecten waren:
-Afronden
-Optellen
De culturele achtergrond is dus Kerstmis. Dus een christelijke achtergrond. Deze les had ik multicultureel kunnen maken door hier winkelen voor een familiefeest van te kunnen maken.

  • Waaruit blijkt dat jij je rekenlessen multicultureel aanpakt?
Niet, want de lessen die ik geef zijn over het algemeen niet gebonden aan een cultuur.

D. Rekenzwakke leerlingen
  • Leerling A: Deze leerling is rekenzwak omdat zij erg langzaam te werk gaat en daardoor informatie alweer vergeten is terwijl zij de som aan het maken is. Zij moet dan weer op nieuw beginnen met lezen wat de gegevens van de som ook alweer waren.
  • Leerling B: Deze leerling is rekenzwak omdat zij erg slordig te werk gaat en daardoor niet de essentie uit de oefening haalt en de hele oefening verkeerd maakt.
  • Leerling C: Deze leerling is rekenzwak omdat hij erg dyslectisch is en de contextsommen erg lastig te lezen zijn voor dit kind.
  • Leerling D: Deze leerling is rekenzwak en rekent op groep 4 niveau. De leerling heeft moeite met de tafels, deeltafels en automatiseren.

woensdag 4 januari 2012

Toepassingskaart 8: Nederlands als tweede taal: woordenschatdidactiek

Taal-zaakvakles:  Geschiedenis

Tekst:    Thema 4 les 3 Het achterhuis
Uit:        Methode Brandaan
Pagina:  Boek 82 t/m 85
              Werkboek 60 t/m 63
De essentie:  Het achterhuis, Anne Frank

Te behandelen processen en fenomenen: Onderduiken

Te behandelen woorden:     Onderduiken

Doelen:
o   vakinhoudelijke doelen:
-       De kinderen leren dat sommige joden tijdens de oorlog op tijd konden onderduiken.
-       De kinderen leren dat Anne en haar familie onderdoken in het achterhuis in Amsterdam.
-       De kinderen leren dat in 1944 het achterhuis werd ontdekt en dat de onderduikers werden opgepakt.
-       De kinderen leren dat alleen de vader van Anne de oorlog overleefde en dat de anderen stierven in een concentratiekamp.
-       De kinderen leren dat Anne Frank een dagboek bijhield over de tijd dat ze moest onderduiken.
-       De kinderen leren dat het dagboek werd uitgegeven en dat het nog steeds wereldberoemd is.
o   taaldoelen:  
-       De kinderen leren het begrip onderduiken.




Taal-zaakvakles:  Geschiedenis       
`                             Les 1 Ervaringscontext aanbrengen

Materialen:           Smartboard
                              Filmpjes schooltv beeldbank
                              Quiz schooltv beeldbank


Les 1: Ervaringscontext aanbrengen

leerkrachtactiviteiten
leerling-activiteiten
voor
Introductie: Op het bord staat het woord onderduiken. Ik vraag wat onderduiken is en wat zij weten over onderduiken.

5 minuten
De leerlingen luisteren naar elkaar en wachten tot zij eventueel de beurt krijgen.
tijdens
Introductie van een aantal filmpjes over onderduiken van schooltv beeldbank.

Ik start de filmpjes over onderduiken.

10 minuten
De leerlingen luisteren.


De leerlingen bekijken en beluisteren actief de filmpjes
na
Ik vraag naar Anne Frank


In groepjes gaan de leerlingen een quiz over Anne Frank maken. Deze quiz komt van schooltv beeldbank.

Wij bespreken klassikaal de quiz.



Ten slotte bespreken wij deze les.

25 minuten
De leerlingen luisteren naar elkaar en reageren op elkaar.

De leerlingen overleggen in groepjes en bepalen de antwoorden van de quiz.


De kinderen geven aan welke vragen zij goed hebben en waar zij nog eventueel een vraag over hebben.

De kinderen reageren.


Filmpjes schooltv beeldbank:
Auteur onbekend. Allen geraadpleegd op 23 januari 2012, op
http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20040426_onderduiken01
http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20040426_onderduiken02
http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20040426_onderduiken03

Quiz schooltv beeldbank:
Auteur onbekend. Allen geraadpleegd op 23 januari 2012, op
http://www.schooltv.nl/beeldbank/shared/templates/popup/quiz.jsp?site=site_schooltv_beeldbank&nr=1670318&item=2855395

Taal-zaakvakles:        Geschiedenis
                                   Les 2 Tekst behandelen

Materialen:                Methode Brandaan
                                   Filmpje methode Brandaan
                                   Methode Brandaan op het Smartboard


Les 2: Tekst behandelen

leerkrachtactiviteiten
leerling-activiteiten
voor
Met de leerlingen bekijk ik het filmpje van de methode Brandaan. Dit is het filmpje dat gaat over Thema 4 les 3 Het achterhuis.
De leerlingen bekijken en beluisteren dit filmpje van de methode actief.
tijdens
Met de leerlingen bespreek ik stap 1 t/m 4 uit het lesboek. Dit doe ik aan de hand van de tips en vragen die in de handleiding staan. Ik bespreek de afbeeldingen en bekijk de filmpjes die bij de digitale versie van het boek behoren. Ik stel tussendoor vragen.

Ik geef de leerlingen de opdracht om les 1 t/m 4 te maken uit hun werkboek.
De leerlingen denken en luisteren actief mee. Als er een vraag wordt gesteld reageren zij hierop.




De leerlingen maken stap 1 t/m 4 uit het werkboek met hun schoudermaatje.
na
Samen met de leerlingen bespreek ik het werkboek aan de hand van de tips en vragen die in de handleiding staan.
De leerlingen doen actief mee.



Taal-zaakvakles:  Geschiedenis       
                              Les 3 Laten toepassen van het geleerde

Materialen:           Bakkaart 4 van de methode Brandaan - Onderduiken
                              Jassen in onopvallende kleuren
                              Petten, hoeden en mutsen


Les 3: Laten toepassen van het geleerde

leerkrachtactiviteiten
leerling-activiteiten
voor
Voorzichtig doen
Het verhaal gaat over Jacob en zijn vriend Hans. Jacob duikt onder bij Hans. Ze moeten heel voorzichtig doen. Maar Jacob wordt toch verraden. Hoe loopt het af? Ik lees het eerste deel van het toneelstuk.
De leerlingen luisteren actief mee.
tijdens
De leerlingen gaan in groepjes van vijf een toneelstuk maken en oefenen. En het daarna per groepje spelen voor de klas. Het speelt zich af in de tweede wereldoorlog.
Ik verdeel de leerlingen in groepjes van vijf. De leerlingen verdelen zelf de vijf rollen.

De leerlingen maken per groepje het toneelstuk af en gaan oefenen.

De leerlingen treden op.
na
Ik bespreek met de leerlingen alle toneelstukken en het toneelspel.
De leerlingen nemen actief deel in dit evaluatie gesprek.


Reflectie
Ik heb les 1 en 2 gegeven in mijn stageklas. Omdat er alleen weinig tijd was om dit uit te voeren heb ik les 1 en 2 op een middag gegeven. Ik heb hem iets ingekort maar dit was mogelijk. Les drie zou ik maandag 13 februari gaan uitvoeren maar hier is bij nader inzien vanwege het nieuwe project geen tijd voor. Ik vond het erg leuk deze les te geven en de leerlingen waren ook erg enthousiast. Het is wel jammer dat ik de leukste van de drie lessen niet kan uitvoeren.

Welke doelen hebben de leerlingen behaald?
De leerlingen hebben de vakinhoudelijke en de taaldoelen behaald.

Welke doelen heb ik behaald?
De doelen die ik behaald heb is:
- Een les geven volgens het win-win model.
Helaas was er erg weinig tijd in het programma dus heb ik hem niet precies zo uit kunnen voeren zoals hierboven beschreven. Echter gaan al veel lessen in mijn stageklas volgens het win-win model dus ik ben het wel gewend om hier mee te werken.

Mening fasen win-win-model
Ik vind het win-win model erg prettig om mee te werken. De lesstof verankert diep bij de leerlingen en zij onthouden het erg goed. Ook is het een heel leuk model om mee te werken omdat de lesstof uitgebreidt wordt. De leerlingen vinden het ook erg leuk om deze lessen te volgen.
Een nadeel van het win-win model is dat je niet altijd tijd hebt voor drie lesmomenten over wat eigenlijk in één les zou kunnen. Zo is het dus niet altijd realiseerbaar.

In hoeverre ben ik nu competent?
Ik ben competent om lessen volgens het win-win model te geven als hier genoeg tijd voor is. Ook ben ik competent om het win-win model in één les of twee lessen naar voren te laten komen.

dinsdag 3 januari 2012

Toepassingskaart 7: De wereld door de ogen van...

De school
CBS De Triangel – Den Haag

Casus leerling
Sharona is een tweede generatie Surinaamse. Zij en haar ouders stammen af van de tot slaaf gemaakte Afrikanen in Suriname. Haar moeder is met haar man naar Nederland verhuisd. Sharona is geboren in Nederland. De vader van Sharona zag dat de moeder een uitkering en kinderbijslag kreeg en ging er vandoor. De moeder is alleenstaand en voedt haar dochter alleen op. De vader is niet meer betrokken in de opvoeding van Sharona.
Sharona zit inmiddels in groep 7 van RKBS De Triangel te Den Haag. De moeder van Sharona heeft haar dochter katholiek opgevoed omdat zij dit van huis uit heeft meegekregen. Iedere zondag gaan zij samen naar de R.K. Heilige Marthakerk. Samen wonen zij in een huurhuis in de schilderswijk.

Beeld van de leerling
1.       Wat komt de leerling tegen in onze basisschool, thuis, de wijk, enz.?
Het meisje zit in groep 7 op basisschool de Triangel. Basisschool de Triangel is een Rooms-katholieke school in de Haagse Schilderswijk. Deze wijk kenmerkt zich voornamelijk door de veelkleurigheid van de bewoners.
De meeste grootouders van de kinderen op deze basisschool komen uit andere landen, waarbij er vijf hoofdgroepen zijn aan te wijzen: Marokko, Turkije, Suriname, Nederlandse Antillen en Ghana. Door de veelkleurigheid van de bewoners in deze wijk en de school, komt het meisje veel in contact met kinderen van andere culturen en komt ze ook veel kinderen uit haar eigen cultuur tegen. Ze wordt alleen opgevoed door haar moeder. Dit is in de Surinaamse cultuur niet vreemd. De vrouw staat in Suriname aan het hoofd van het gezin en zij zorgt voornamelijk voor de kinderen. De mannen participeren soms in de opvoeding maar de verantwoordelijkheid voor het grootbrengen van de kinderen wordt ook vaak gedeeld met andere vrouwen, zoals grootmoeders en tantes. Dit noemt me ook wel het matrifocale familiesysteem. Het Surinaams-Creoolse gezin draaide vroeger voornamelijk rondom de moeder, de grootmoeder en andere vrouwelijke familieleden. Ook nu nog is de rol van de moeder aan het hoofd van het gezin nog steeds dominant.

2.       Hoe gaat de leerling om met verschillen in opvoeding?
Op school en in de wijk zijn er veel verschillende nationaliteiten, culturen en geloven. Dit betekend dus ook dat er verschillen zijn in opvoeding. Sharona wordt heel zelfstandig opgevoed en weet wat er in de maatschappij gaande is. Ook brengt haar moeder haar bij dat ze niet afhankelijk moet zijn van een man. De vrouw staat in Suriname aan het hoofd van het gezin en zorgt voor haar kinderen. De relatie tussen man en vrouw is in Suriname gelijkwaardig. Het omgaan met de verschillen in opvoeding kan soms lastig zijn. Turkse en Marokkaanse kinderen wordt namelijk geleerd dat de man aan het hoofd staat van het gezin en dat de vrouwen ondergeschikt zijn. Het omgaan met verschillen in opvoeding met de Westerse kinderen is geen probleem want deze verschillen zijn er bijna niet. De Surinaamse vrouwen zijn altijd al geëmancipeerd geweest. De Surinaamse meisjes worden opgevoed met de uitspraak: Je diploma is je eerste man. De meisjes mogen niet zwanger worden voordat ze gestudeerd hebben en een diploma hebben behaald. De Surinaamse jongens worden vooral op het rechte pad gehouden.

3.       Welke kansen heeft de leerling?
In de onderstaande bron kun je zien dat het percentage Creoolse Surinamers met een voltooide opleiding havo/vwo/mbo 2-4 in het vierde kwartaal van 2011 55,2% was. Het gemiddelde inkomen van een creoolse vrouw was in 2008 1910,-.

De kansen van Sharona zijn groot. Haar moeder vind het heel erg belangrijk dat Sharona een goede opleiding kan volgen en zal er ook alles aan doen om dit te regelen voor haar dochter. De moeder van Sharona is zelf laagopgeleid maar wil graag dat Sharona de kansen krijgt die zij niet gehad heeft. In Nederland is het goed mogelijk met een lening van de IB groep om te gaan studeren. Ook wordt Sharona opgevoed met de visie: een diploma is je eerste man. Dit wijst wel uit hoe belangrijk het is voor de moeder van Sharona dat haar dochter een diploma haalt voordat ze aan vriendjes begint.

 
Bron: CBS Bevolkingstrends, 4e kwartaal 2011


Bron: CBS Bevolkingstrends, 4e kwartaal 2011


4.       Welke vormen van beeldvorming (vooroordelen m.b.t bevolkingsgroep) kan de leerling tegenkomen?
In Suriname hebben Creolen de reputatie lui  te zijn en Hindoestanen de reputatie inhalig te zijn. Hindoestanen staan wel bekend als ‘ijverig‘ en ‘ambitieus’.
Voor dit meisje zou dit vooroordeel kunnen betekenen dat ze lastig een baan kan vinden. Een werkgever in Nederland zou kunnen denken dat ze lui is en in plaats van haar iemand anders aannemen.
De leerling kan ook discriminatie tegen komen op het gebied van de huidskleur.
Het grootste deel van de moeders uit het boek ‘van alles wat meenemen’ geeft aan dat ze weinig last hebben van discriminatie. Ze leren hun kinderen dat je niet moet discrimineren, maar ook niet alles als discriminatie moet bestempelen.

5.       Hoe kijkt het kind aan tegen zijn of haar cultuur en levensbeschouwing
De manier waarop Sharona naar haar eigen cultuur en levensbeschouwing aankijkt is erg westers. Het katholieke geloof is in Nederland veelvoorkomend. En omdat Sharona in Nederland is geboren is dit haar cultuur. Haar opvoeding is erg geëmancipeerd maar dit sluit perfect aan bij de westerse cultuur.

6.       Welke invloed heeft cultuur en levensbeschouwing op de ontwikkeling van de  leerling?
De invloed die de cultuur en levensbeschouwing op het leven Sharona heeft is dat Sharona erg beleefd is tegen onbekenden. Toch heeft zij een duidelijke mening en durft hier ook voor uit te komen. Haar moeder heeft haar zelfstandig en geëmancipeerd opgevoed.

7.       Hoe beleeft de leerling zijn of haar omgeving
Sharona beleeft haar omgeving als haar thuis. Zij spreekt deze taal en haar voorouders ook. Omdat er in de schilderswijk ook veel Surinaamse gezinnen wonen is zij gewend aan de gebruiken, gastvrijheid en opvoeding die de Surinamers eigen is. Maar omdat zij ook tussen de mensen uit andere culturen woont en op school zit krijgt zij veel mee van hoe het is in een ander gezin met een ander geloof of cultuur. Dit is wat zij om zich heen beleeft.

Wat betekend dit voor jou als leerkracht
1.       Welke mogelijkheden heb je en moet je zoeken om dit kind in zijn of haar ontwikkeling op de verschillende gebieden te ondersteunen, zodat het zich adequaat kan ontwikkelen?
De mogelijkheden die jij als leerkracht hebt is dat jij jouw leerlingen kan enthousiasmeren voor lessen en leeractiviteiten en dit is bij Surinaamse kinderen erg belangrijk. Zij kunnen traag starten en als je als leerkracht zorgt voor enthousiasme in de activiteit zal dit een stuk vlotter gaan. Ook is het belangrijk dat Surinaamse kinderen met respect behandeld worden maar de leerkracht mag ook absoluut tegengas geven en streng zijn voor deze kinderen. Dit is iets waar de moeders ook naar vragen op de scholen. Zij vinden het belangrijk dat hun kinderen respect hebben voor de leerkracht. Sharona moet regelmatig aangespoord worden en succeservaringen zijn voor haar heel belangrijk.

2.       Welk leerkrachtgedrag is noodzakelijk?
Er is geen specifiek leerkrachtgedrag noodzakelijk. Zorgen voor een veilige leeromgeving, stimulatie, plezier en autonomie. Echter zijn deze punten voor andere kinderen ook belangrijk. Sharona heeft wel de neiging om wat langzamer te werken. Het meisje heeft een tijdje in Suriname op school gezeten omdat haar moeder in Suriname ernstig ziek werd (dengue – knokkelkoorts). Na terugkomst in Nederland merkte de leerkracht dat het meisje langzamer werkte en het meisje geeft nu ook zelf aan dat haar tempo soms een struikelpunt is. Het is belangrijk dat de leerkracht het meisje aanmoedigt en haar controleert op tempo.

3.       Hoe ga je om met discriminatie?
Discriminatie kun je niet voorkomen, maar je kunt wel veel bereiken door met de leerlingen in gesprek te blijven. Het is belangrijk dat leerlingen de verschillende kenmerken leren van verschillende etnische, religieuze en levensbeschouwelijke groepen in de klas en de Nederlandse samenleving. De cultuurkenmerken moet je als leerkracht op een respectvolle manier bespreken en de cultuurverschillen kunnen worden besproken. Ook is het belangrijk dat je als leerkracht aandacht schenkt aan de verschillende lagen van een cultuur. Denk hierbij aan dagelijkse culturele uitingen zoals bijv. feesten en voedsel en de normen en waarden van een bepaalde cultuur.
Het is belangrijk dat je de kinderen eigenwaarde van de kinderen stimuleert: kinderen die niet lekker in hun vel zitten, zullen gemakkelijk hun toevlucht zoeken tot agressie of onverdraagzaamheid
Ook is het belangrijk dat je als leerkracht de kinderen gelijkheid en zelfstandigheid aanleert: alle mensen hebben gelijke rechten. Probeer bij meningsverschillen en conflicten in de klas naar iedereen te luisteren.
Ten slotte is het belangrijk dat je leerlingen leert om kritisch naar iets te kijken: sta kritisch tegenover stereotypen en eenzijdige oordelen. Bevorder kritisch zijn ook door aandacht te besteden aan de manier waarop leerlingen over elkaar praten.

4.       Welke rol spelen de ouders?
De meeste moeders in het onderzoek dat is uitgevoerd in het boek ‘van alles wat meenemen’ zijn nauw betrokken bij activiteiten van de school van de kinderen. De moeders hebben regelmatig contact met de leerkracht en ze bespreken thuis het school presteren met de kinderen. Problemen op school worden vaak met de leerkracht besproken. Door bemoeienis van de school komen de ouders soms in aanraking met instanties als de Riagg of maatschappelijk werk. De moeders uit het boek ‘van alles wat meenemen’ geven aan dat het gezamenlijk oplossen naar problemen meer wordt gewaardeerd. In het voortgezet onderwijs beperkt het contact met de school zich vaak tot ouderavonden.

5.       Wat heb je nodig om je werk goed te kunnen doen? Wat kan de school voor jou betekenen? Wat kan de overheid voor jou betekenen?
Voor de omgang met verschillende culturen is het van belang dat je kennis hebt van verschillende culturen. Gebruiken en gewoontes moet je kennen en respecteren.

Literatuurlijst
Auteur onbekend. Geraadpleegd op 1 januari 2012, op http://www.klasse.be/leraren/archief/3064

Auteur onbekend. Geraadpleegd op 1 januari 2012, op op http://www.triangeldenhaag.nl/

Auteur onbekend. Geraadpleegd op 1 januari 2012, op http://nl.wikipedia.org/wiki/Schilderswijk_(Den_Haag)

Auteur onbekend. Geraadpleegd op 1 januari 2012, op http://www.nldata.nl/triangel/cgi-oic/pagedb.exe/show?no=861&fromno=888



van Keulen, A. van Beurden, A. Pels, T. (2010) Van alles wat meenemen. Bussen: Coutinhof

maandag 2 januari 2012

Toepassingskaart 6: Interculturele communicatie

Adviezen voor een goed intercultureel gesprek:
  • Gebruik eenvoudige taal, maar vermijd een kinderlijke toon.
  • Praat rustig en duidelijk.
  • Benadruk belangrijke woorden met gebaren.
  • Articuleer goed.
  • Pas op met vaktaal.
  • Sluit af met een samenvatting van de boodschap.
  • Controleer of uw boodschap is overgekomen door daar concreet naar te vragen.
  • Zorg voor een open houding.
  • Erken het probleem of de klacht die de ouders hebben.
  • Maak oogcontact.
Wat vind u van deze adviezen?
Deze adviezen zijn erg goed en compleet. Het enige advies wat overkoepelend is voor al deze adviezen is: respecteer de ouder of ouders.


Past u deze adviezen wel eens toe?
Ik pas deze adviezen dagelijks toe. Bij oudergesprekken maar zeker ook bij de praatjes op het schoolplein en voor- en na school met de ouders van de kinderen. De kinderen spreken vaak erg goed Nederlands maar voor sommige ouders of grootouders is dit nog erg ingewikkeld en dan pas ik deze adviezen zeker toe.


Heeft u aanpassingen of toevoegingen op deze adviezen?
Pas alleen pas op met de laatste advies: Maak oogcontact. In Nederland staat dit voor respect, maar niet elke cultuur erkent dit zo. In sommige culturen is juist een bescheiden houding door elkaar niet aan te kijken een teken van respect.